Als kinderen wat ‘klunzig’ overkomen, af en toe struikelen, iets laten vallen of stukmaken, … kan psychomotorische therapie aangewezen zijn. Ook wanneer kinderen moeite blijken te hebben met knippen, kleuren, schrijven, veters strikken, tanden poetsen, aankleden, knoopjes sluiten, …  (fijne, gecontroleerde vingerbewegingen) kan er met psychomotorische therapie aan de slag gegaan worden. Zo wordt er onder andere gewerkt met lichaamsschema’s; het bewust zijn van het eigen lichaam, krachten leren doseren, ontwikkeling van vaardigheden die nodig zijn om vlot en duidelijk te kunnen schrijven, het leren beheersen van impulsen; eerst overzien, denken en dan pas doen en controleren…
Het doel is dat de kinderen hun motorische vaardigheden verder ontwikkelen zodat ze mee kunnen met de rest van de klasgenoten, voor zichzelf kunnen zorgen, meer zelfvertrouwen ontwikkelen, minder faalangstig zijn,  meer kennis hebben over hun eigen functioneren, spanningen en frustraties kunnen kanaliseren om op een rustige en duidelijke manier te kunnen aangeven wat ze denken en voelen,…

Bij vermoeden van DCD of visueel- motorische problemen, kan er een psychomotorisch onderzoek (bilan) uitgevoerd worden.